Ga naar hoofdinhoud

Inleiding

Fietsen door de natuur, over gebaande en ongebaande paden en wegen, is sinds de jaren ’80 mogelijk op de speciaal daarvoor ontworpen mountainbikes. Het is een leuke en uitdagende manier van fietsen. Vaak wordt het technische karakter (materiaalbeheersing en de techniek van het fietsen zelf) en de inspanning door deelnemers onderschat. Dit maakt dat dit het meest blessure gevoelige onderdeel is in de buitensport is. Waarbij jouw instructies en manier van de activiteit aanbieden erg belangrijk is. Andere termen voor mountainbiken (MTB) zijn all terrain biking (ATB) of velo tous terrain (VTT).

Materiaal

  • De mountainbike (incl. de veel voorkomende reparaties en het onderhoud)
  • Fietshelm
  • Inhoud van de rugzak
    • Extra bidon met water
    • Mobiele telefoon met noodnummers
    • EHBO (compleet met isolatie deken)
    • 2 kaarten van het gebied
    • Extra binnenband(en), let op juiste maat
    • Pomp (voor de goede ventielsoort)
    • Plakspullen (schuurpapier, lijm en plakkers)
    • 3 Bandenlichters
    • Kettingponsset met breekpennetjes of quicklink
    • Imbusset
    • Tang
    • Evt. geld, sportdrankje en candybar
    • Evt. Garmin of GPS voor navigatie

Klaarzetten activiteit

  • Zet de fietsen, helmen en bidons alvast klaar. Om snel de fietsen te verdelen, zet je de fietsen van klein naar grote maat.
  • Zorg ervoor dat alle materialen in goede staat zijn. Houd er rekening mee dat deze controle nogal wat tijd kost. Denk aan reparatie van MTB’s , banden plakken etc.
  • Maak de rugzak in orde.
  • Kies een mogelijke route voor de groep.
  • Zet voor de warming-up wat oefeningen of een oefenparcours uit.
  • Bepaal waar je de remproef wilt gaan doen en zet dit klaar met pylonen.
  • Inventariseer of er bijzonderheden in de groep zijn, bijvoorbeeld ziektes of  blessures.
  • Geef een goed kledingadvies aan deelnemers.

Instructie

  • Zorg dat de deelnemers jou en de voorbeeld fiets goed kunnen zien tijdens je uitleg. Zorg dat de groep in een halve cirkel om jou heen staat.
  • Deel de fietsen pas uit na je instructie. Hierdoor houd je controle en voorkom je schade vooraf.
  • Splits je instructie op in vier delen:
    • Eerst introductie over de werking van de mountainbike
    • Uitdelen fietsen, als iedereen een passende fiets heeft, uitleg over de verplichte oefeningen zoals de remtest
    • Remtest, met de daarbij horende uitleg en oefeningen.
    • Na deze warming-up komt de instructie over de regels en afspraken betreft het fietsen van de tocht.
  • De technische aanwijzingen voor stijgen en de manier van fietsen op onverharde smalle wegen, vertel je pas op het moment dat ze van toepassing worden.

 

1. Begin instructie :

Introduceer de mountainbike:

klein en stevig frame, vering, dikke profielbanden, rem- en schakelsysteem, houding op de fiets.

Instructie zadel verstellen:

  • Afhankelijk van zijn lengte krijgt een deelnemer de best passende framemaat.
  • Het zadel moet men zo hoog zetten dat men met de bal van beide voeten op de grond kan komen. Dit is lager dan bijvoorbeeld bij een racefiets. Het is niet onverstandig om in erg slecht terrein (en bv. in een afdaling) het zadel nog iets lager te zetten. Het zadel kan men verstellen met de snelsluiter onder het zadel. Let op: de hendel hoeft alleen geopend en weer gesloten te worden, deze mag niet gedraaid worden.

Instructie remmen:

  • Er zijn verschillende soorten remmen: hydraulische en V-brake velgremmen en schrijfremmen. Bij PBN werken we met hydraulische velgremmen en schijfremmen.
  • Om altijd gecontroleerd te kunnen remmen, moeten de beide remmen met beleid worden ingeknepen. Er mag niet geslipt worden, dat gebeurt als er teveel met de achterrem geremd wordt.
  • Rem nooit alleen met je voorrem, je kunt dan over de kop slaan.
  • Rem nooit alleen met je achterrem, de banden kunnen gaan slippen.
  • Zorg dat je weet of de achterrem hendel rechts of links op je stuur zit. Over het algemeen is de rechter remhendel de achterrem en de linker hendel de voorrem.

Instructie over het schakelen:

Er zijn twee verschillende schakelsystemen: schakelen met rapidfire systeem en schakelen met het grip-shift systeem.

  • Het Rapidfire systeem (dit gebruiken we bij PBN):
  • Hier maak je gebruik van handeltjes (shifters) die je met je vingers en duim van stand kunt veranderen.
  • De achterderailleur verstel je met de rechter shifter. Deze bestaat uit twee handels: één die je met de duim indrukt en één die je met de wijsvinger naar je toe haalt. Als je met je duim de hendel van je af drukt ga je naar een groter blad (lichtere versnelling) en als je hem met wijsvinger naar je toe haalt ga je naar een kleiner blad (zwaardere versnelling).
  • De voorderailleur verstel je met de linker shifter. Deze bestaat ook uit twee hendels. Als je met je duim de grootste hendel indrukt ga je naar een groter blad (zwaardere versnelling) en als je hem met je wijsvinger naar je toe haalt ga je naar een kleiner blad (lichtere versnelling).
  • Om de ketting een blad hoger of lager te leggen sturen de shifters de derailleurs aan. Derailleurs zijn kleine mechanische armen die de ketting hoger en lager kunnen leggen.
  • Vertel dat wanneer er onderweg gestopt wordt en men moet de fiets neerleggen, dat dit niet op de achterderailleur gebeurt omdat deze erg kwetsbaar is.

Instructie over de ketting:

De ketting is het belangrijkste onderdeel in de aandrijving, en tevens ook een kwetsbaar element. Bij verkeerd schakelen en slijtage kan de ketting breken. Om dit te voorkomen gelden de volgende regels tijdens het schakelen:

  • Niet achteruit trappen
  • Niet onder te hoge druk schakelen, dus tijdig terugschakelen bij bergop fietsen.
  • De ketting niet te schuin over de tandwielen laten lopen.

Instructie sturen:

Om te voorkomen dat het stuur uit de handen slaat op slecht terrein, kan men het stuur het beste als volgt vasthouden:

  • Houd de wijsvinger aan de remhendels zodat men altijd klaar is om te remmen.
  • Houd de duim en de overige vingers stevig om de handgrepen.
  • Houd de armen licht gebogen en redelijk ontspannen.

Instructie helm:

  • Deze houdt men tijdens het fietsen altijd op.
  • Stel de helm zo, dat hij passend is, goed blijft zitten en niet te stak zit.
  • Stel de lussen langs de oren en het kinbandje goed af.

Na de instructie is het tijd voor de deelnemers om een bido en een MTB uit te kiezen en op de juiste hoogte te stellen.

2. Uitdelen fietsen:

Zorg dat je bij het klaarzetten van het mountainbiken de fietsen op volgorde van maten hebt gehangen.

Laat vervolgens de deelnemers op lengte staan zodat je makkelijk elke fiets kan uitdelen op lengte.

3. Remtest

Voordat je met een groep gaat fietsen, is het een must om eerst in te gaan fietsen. Hiermee laat je deelnemers op vlak terrein wennen aan de fiets. Laat ze oefenen met schakelen, sturen, balanceren, zodat men dit door krijgt . Dit oefenen kan bijvoorbeeld door onder fietsspelletjes. Doe hierna  ALTIJD een verplichte remtest.

Verplichte remtest:

Laat de deelnemers verzamelen zodat zij de fiets en de afdaling goed kunnen zien. Hier leg je de juiste houding uit tijdens het afdalen.

  • Zorg dat je trappers parallel staan, zodat eventuele stenen onder je trappers doorgaan.
  • Je lichaam komt van het zadel af en je verplaatst je gewicht achter het zadel.
  • Je armen zijn gebogen om eventuele klappen op te vangen.
  • Je wijs- en middelvinger liggen op de rem en je bent continu rustig aan het remmen.
  • Je kijkt voor je om te zien wat je tegen komt op de weg.

Laat de deelnemers rustig naar een streep fietsen. Ze moeten proberen zo dicht mogelijk na de streep tot stilstand te komen. Ze doen dit met beide remmen ingedrukt.

4. Afspraken onderweg

Tijdens de tocht:

  • Laat de deelnemers achter elkaar fietsen.
  • Bij afdalingen fiets je zelf voorop, om het tempo onder controle te houden. Zo kun je ook waarschuwen voor eventuele gevaren.
  • Laat de deelnemers elkaar tijdens het afdalen nooit inhalen. Zorg ook voor voldoende ruimte tussen de deelnemers tijdens het afdalen.
  • Wijs een achterste man aan en tel regelmatig het aantal deelnemers
  • Spreek af, wat de deelnemers moeten doen als ze de groep kwijt zijn. Bijvoorbeeld terug gaan naar het laatste punt waar ze de groep nog hebben gezien.
  • Laat deelnemers nooit alleen terug gaan maar altijd met minimaal twee personen en geef hen altijd een kaart mee.
  • Laat iedereen zich aan de verkeersregels houden
  • Laat de deelnemers vooral ook zelf opletten, dus niet zonder zelf te kijken een weg oversteken.
  • Als je niet voorop fietst, spreek duidelijk af wat de te fietsen route is en waar de groep moet wachten.

Veiligheid

  • Als een van de deelnemers niet kan fietsen, kan deze zeker niet mee doen meedoen met het mountainbiken. Bespreek dit met de eventuele docenten en de persoon zelf.

Instructeursrol tijdens activiteit

Als instructeur heb je de volgende rol tijdens het mountainbiken:

  • Veiligheid waarborgen. Doe altijd de hele uitleg, zorg dat je altijd oefent met de deelnemers en een remtest doet. Ook tijdens de tocht houd je de groep bij elkaar en zorg je ervoor dat de deelnemers veilig langs alle passages gaan. Dit kan doormiddel van attenderen voor de passage en coaching tijdens.
  • Coachen is een belangrijke rol van de instructeur. Mensen helpen door verbaal te coachen, bijvoorbeeld bij een moeilijke klim of een spannende afdaling. Dit geeft je de kans om de deelnemer nieuwe dingen te leren en zichzelf uit te dagen.
  • Mountainbike leren. Als instructeur bij PBN ben je aan het lesgeven. Dat houdt in dat je deelnemers nieuwe fiets, kijk en rijdtechnieken leert. Daarbij is het belangrijk dat je differentieert per deelnemer.
  • Stimuleren. Het is belangrijk dat je de activiteit “maakt”. De deelnemers stimuleert. Complimenten geeft en aanmoedigt.
  • Avontuur creëren. Neem de groep mee op avontuur. Geeft de groep het gevoel dat ze echt weg zijn! In een ander gebied. Laat de groep bijvoorbeeld even stilstaan bij een mooi uitzichtpunt of midden in het bos.

Locatie specifiek

Route kiezen op een locatie

  • Een route waarbij je eerst ver weg gaat en daarna weer dichter bij de locatie komt.
  • Een korter route waarbij je vroeg terugkomt op de locatie en dan de keuze kunt maken om nog een extra rondje te maken voor de mensen die nog langer willen fietsen.
  • Een route waarbij je zorgt dat je steeds verder fietst en daarna weer op een punt komt, waar je eventueel terug kan keren richting de locatie (soort bloem-vorm). Het voordeel hierbij is dat je steeds kunt kiezen of je de route langer of korter wilt maken en dat je in geval van pech gemakkelijk naar de locatie terug kunt keren.
  • Kies je voor asfalt of niet? Als het hard regent, kun je ervoor kiezen om geen afdaling op asfalt te maken vanwege de gladheid. Of als het lang geregend heeft, kun je ervoor kiezen om niet door het bos te gaan, omdat het te drassig zou kunnen zijn. Vaak is door het bos een stuk technischer dan over de weg. Kunnen de deelnemers dit?
  • Hebben de deelnemers weinig ervaring en conditie, dan kun je er voor kiezen om niet te steile hellingen of technische afdalingen in je route op te nemen. Dan blijf je bijvoorbeeld in het dal.
  • Als je tijdens het fietsen er achter komt dat de deelnemers het erg zwaar hebben, kun je via makkelijkere ondergrond of vlakker terrein gaan te rijden of eventueel de route inkorten.
  • Ook kun je een (deel van) een vaste route volgen. Deze worden aangegeven met onderstaand symbool. Route informatie zijn te vinden op internet. Bijvoorbeeld op www.mtb-routes.nl. Kaarten zijn meestal te koop bij het plaatselijke VVV.
  • Houd rekening met JACHT

Jacht in de Ardennen

In de grote bossen van de Ardennen wordt vooral gejaagd op drie soorten groot wild: herten, everzwijnen en reeën. De omstandigheden waardoor deze grote dieren op natuurlijke wijze in aantal worden beperkt, bestaan in onze streken al lang niet meer (roofdieren, sterfte door strenge winters)..

De gele borden geven informatie over de jachtkalender van het seizoen. Je kunt ook informatie krijgen over jachtdagen bij de afdelingen van de Division Nature et Forêts en bij de toeristische diensten.

De rode borden zijn verbodstekens! Zij kunnen bijvoorbeeld melden dat er een drijfjacht aan de gang is waarbij jagers in een rij staan langs een tra, een pad of zelfs een baan, wachtend op het wild dat door drijvers en honden wordt verdreven. Het is verboden de dag van de drijfjacht in dat deel van het bos te komen.

De borden kunnen ook wijzen op een periode van sluipjacht of jacht vanuit loerplaatsen.

Interactieve site met jachtgebieden, klik op het gebied waar je wil fietsen of wandelen, er komt een code (letters en cijfers tevoorschijn) zoek deze op onder Zones de chasse en je ziet de datum wanneer er een jacht is.

Eventuele spellen:

Spel in een vak

Je maakt een klein vierkant bv. met pylonen. Iedereen moet door elkaar heen in dit vak fietsen. Als men uit het vak fietst, of de grond raakt, is men af. Iedereen die af is, gaat buiten het vak staan, tot er nog maar een aantal over zijn, dit zijn de winnaars. Beide handen moeten aan het stuur blijven. Elkaar omduwen mag natuurlijk niet. Je moet als spelleider, het vak steeds kleiner maken om het uitdagend te houden.

Sur place

Zo lang mogelijk stilstaan op de fiets of zo langzaam mogelijk fietsen. Maak een start- en eindstreep. Op jouw teken moeten deelnemers naast elkaar zo langzaam mogelijk in een rechte lijn naar de eindstreep fietsen. Wie als laatste de eindstreep haalt, heeft gewonnen (voet op de grond is af). Evt. meerdere groepjes weg starten. Dit kun je natuurlijk ook ergens halverwege je route doen.

Behendigheid

Zet een leuk, maar redelijk moeilijk parcours uit met pylonen of (natuurlijke) obstakels en laat de deelnemers dat parcours een aantal keer rustig fietsen. De bedoeling is om niet met de voeten op de grond te komen.

Estafette

Maak groepjes van drie tot vijf deelnemers. Ze hebben samen maar een fiets en moeten zo snel mogelijk omstebeurt het parcours fietsen. Je kunt het parcours dubbel uitzetten. Voorbeeld parcours: start, slalommen om pylonen, over een kleine wip fietsen, twee rondjes fietsen om een pylon, eventueel over een bergje of om een boom, verder tot de eindstreep. Dit kan natuurlijk ook individueel. Wie de snelste tijd maakt, wint. Of laat twee deelnemers tegen elkaar strijden en dan gaat elke keer de beste door met een nieuwe tegenstander.

De volgende instructies geef je pas als je bij de situatie aan komt:

Instructie stijgen:

  • Op asfalt en droog terrein kan men gewoon op de pedalen gaan staan om extra kracht te zetten, Op nat terrein, gras, modder of steen moet men echter op het zadel blijven zitten, zodat het gewicht boven het achterwiel blijft, waardoor dit niet weg kan slippen.
  • Aan de andere kant moet men ook weer enige druk op het stuur blijven geven, want anders trekt men het voorwiel omhoog.
  • Men kan beter te licht geschakeld staan dan te zwaar.
  • Schakel op tijd, voor de helling al naar een kleinere versnelling.
  • Laat de deelnemers zo lang mogelijk op hun fiets zitten, dus steeds een lagere versnelling schakelen, wandelen kan altijd nog.
  • Als deelnemers moeten afstappen, laat ze gelijk aan de kant gaan, zodat de mensen erachter geen last van hem hebben.

Na de tocht:

  • Laat de deelnemers alle materialen netjes terugplaatsen. Vraag naar mankementen.
  • Maak de fietsen, helmen en bidons schoon.
  • Controleer het materiaal op gebreken en als deze er zijn, repareer deze dan meteen. (indien je het niet zelf kan maken, schrijf op reparatiebriefje wat er kapot is)
  • Repareer lekke banden en kleine gebreken

De reparaties die je als instructeur moet beheersen zijn:

  • Binnenband plakken
  • Binnen- / buitenband verwisselen
  • Remblokje afstellen, zodat deze precies op de velg / schijfrem zit
  • Ketting repareren met behulp van kettingpons en breekpennetjes of quicklinks

Het schoonmaken en controleren

Algemene stelregels bij het schoonmaken:

  • Gebruik zo min mogelijk water bij de draaiende delen
  • Gebruik geen hoge drukreiniger
  • Spuit nooit haaks op de fiets, hiermee spuit je het vet uit de wiellagers. N.B. Schoonmaken in de rivier is uit den boze. Door de rivier fietsen eveneens.
  • Gebruik bij het afspuiten en controleren van de fiets de speciale standaard.
  • Het frame, het zadel en de ketting, de bladen en de remmen moeten helemaal vuil vrij worden. Bij een niet al te vieze fiets kan dat met een vochtige doek
  • Na afloop moet de fiets helemaal droog gemaakt worden, ook de zadelpen
  • De ketting indruppelen met ketting olie. Geen spray of olie op de remmen en de velgen spuiten!
  • Als de deelnemers willen helpen, geef ze dan een goede instructie.

 

Let bij het controleren in ieder geval op het volgende:

  • Zit er speling in het balhoofd? Knijp de remmen in en controleer of de voorvork kan bewegen. Kan dit, dan zit er speling in. Dit is niet goed.
  • Zijn de banden nog hard genoeg? (2 ½ bar), lekke banden moeten geplakt worden
  • Zitten de remblokjes op recht op de velg en hebben ze nog profiel?
  • Zijn de remhendels goed afgesteld?
  • Schakelt de fiets soepel?
  • Zit er speling op het wiellager? Dit kun je testen door de band vast te pakken en van links naar rechts te bewegen. kan dit, dan zit er speling op.
  • Zit er speling in de trappers of trapas?
  • Noteer op een reparatie briefje het mankement, mits je dat niet zelf al hebt verholpen en bevestig dit om het frame van de fiets.

Na afloop van elk programma moeten de kapotte fietsen voor reparatie naar de fietsenmaker gebracht worden.