Ga naar hoofdinhoud

Inleiding

Oriëntatietochten kunnen in allerlei verschillende vormen gedaan worden, bijvoorbeeld:

  • Een oriëntatietocht van A naar B via posten.
  • Een puntenloop vanuit een centraal punt.
  • Nachtoriëntatie met reflectoren
  • Variaties qua oriënteren zoals bolletje-pijltje route

Een en ander vereist van de deelnemers kennis over het gebruik van een kompas, kennis over de kaart en de mogelijkheden van combinatie van kaart en kompas.

Materiaal

  • 2x kompas per team.
  • Plattegrond met daarop posten.
  • Scorekaart. (Incl. noodnummer/nummer van instructeur)
  • Postomschrijvingen.
  • Spelregels en legenda.
  • pen
  • 1x mobiel per groepje

Klaarzetten activiteit

  • Zorg dat elk groepje de bovenstaande materialen heeft.
  • Maak hiervoor een mooi pakketje en leg dit op tafels neer.
  • Zorg dat je je telefoonnummer deelt met de groepjes.

Instructie

Uitleg kompas

  • Kompashuis: hierin bevindt zich vloeistof en de kompasnaald.
  • Kompasroos: draaibare schijf met indeling in 360 graden.
  • Kompasnaald: magnetische naald, het rode deel wijst naar het noorden.
  • Index: dit is de looprichtingspijl.
  • Noordbalkjes: bevinden zich in het kompashuis.

Als men het kompas gebruikt, moet dit altijd horizontaal gehouden worden, zodat de naald vrij kan draaien in het kompashuis. Het rode deel van de kompasnaald geeft het noorden aan en het witte deel van de kompasnaald geeft het zuiden aan.

Uitleg kaart

  • De bovenkant van de kaart is het noorden.
  • De legenda verklaart kleuren, symbolen, hoogtelijnen, wegen, rivieren enz.
  • De schaal van de kaart: de meeste stafkaarten voor wandelen en fietsen zijn gemaakt met een schaal van 1: 25000. Dat wil zeggen 1 cm op de kaart komt overeen met 25000 cm dus 1 cm komt overeen met 250 meter, 4 cm komt overeen met 1 km.

Uitleg combinatie kaart en kompas

Er zijn verschillende toepassingsmogelijkheden voor kaart en kompas.

Een op de kaart uitgezette richting overnemen op het kompas en de kompasrichting overbrengen in het terrein.

Stel je wilt van punt A naar punt B, twee punten op een kaart. Hoe kom je dan aan de juiste richting?

Een richting in het terrein op het kompas instellen en de kompasrichting op papier overbrengen.

We doen nu eigenlijk precies het omgekeerde als bij de vorige handeling. Houd het kompas weer net zo als met het schieten en kijk door het vizier of via de looprichtingspijl naar het punt. Draai nu net zo lang met de kompasroos tot de naald tussen de twee strepen in valt. De rode kompasnaald staat nu weer naar de N gericht. De richting kan je nu aflezen bij het afleespunt.

Dan leg je het kompas op de kaart bij het punt waar vandaan de richting loopt. Je draait dan het hele kompas net zo lang tot de NZ-lijnen van het kompas weer evenwijdig aan de NZ-lijnen van de kaart lopen, met de N naar de bovenkant van de kaart wijzend. De loop- richtingspijl wijst nu naar het punt wat je gezien hebt.

Organisatie met een groep

  • Vertel wat een oriëntatietocht is. Wat is het doel van deze tocht: punten verzamelen of bv. een locatie bereiken.
  • Laat zien welke informatie en welk materiaal men meekrijgt (kaart, kompas, postomschrijvingen, legenda, scorekaart).
  • Geef uitleg over de kaart, het kompas en de combinatie van die twee.
  • Laat een voorbeeld van een post zien (knijper of paaltje) of leg uit hoe zo’n post eruit ziet (bv. wit bordje met rode letter), dan weten de deelnemers wat ze moeten zoeken.
  • Geef uitleg over de postomschrijvingen en geef de spelregels.
  • Maak kleine groepen waarin gelopen gaat worden.
  • Deel alle benodigde materialen uit die voor de tocht nodig zijn.
  • Vergeet niet om na afloop te controleren of men de juiste posten heeft gevonden en neem de kompassen en overige spullen weer in.
  • Geef altijd en noodtelefoonnummer mee en een richttijd voor het einde van de tocht.

Variaties:

Er zijn een heleboel varianten van oriëntatielopen, enkele voorbeelden:

  • Route van A naar B, zonder dat men posten moet zoeken.
  • Route van A naar B, waarbij men posten moet zoeken volgens vaste volgorde.
  • Route van A naar A, waarbij men posten moet zoeken volgens vaste volgorde.
  • Looptocht waarbij men in een bepaalde tijd zoveel mogelijk posten moet zoeken.
  • Tocht waarbij steeds alleen de volgende oriëntatiepost bekend is.
  • (Kompas)sterloop.
  • Dropping.

Het is mogelijk om oriëntatielopen te combineren met andere activiteiten, bv:

  • In plaats van een letter te zoeken, moeten de deelnemers bij elke oriëntatiepost een
  • teambuildingsopdracht of adventure-activiteit doen.
  • Met het zoeken van de oriëntatieposten kunnen de deelnemers punten verdienen, die ze bij een volgende opdracht kunnen inwisselen voor materialen.

Werken met Kaartcoördinaten.

Er zijn verschillende kaartcoördinatenstelsels. Bijvoorbeeld de Mercator projectie waarbij gewerkt wordt met graden. Dit stelsel wordt vaak gebruikt op zee. In Nederland kennen we verder de Rijksdriehoek meting. Wij gebruiken in de buitensport voornamelijk het UTM UPS systeem.

Het UTM systeem definieert een tweedimensionale horizontale positie. De aarde is verdeeld in een aantal zones van 6º lengtegraad, die zich uitstrekken van 80º ZB tot 84º

NB. Verder zijn er letters te vinden. Die letters definiëren zones van 8º breedtegraad, boven en onder de evenaar. Uit het plaatje blijkt dat wij dus in zone 31-U zitten (en als je voorbij de lijn Apeldoorn-Arnhem komt 32-U). Elk 100 km vak binnen deze zone heeft ook nog een letter- aanduiding. Die staat op de stafkaart vermeld.

Het UTM zone nummer, de letter en 2 letters die het 100 km vak aangeven wordt gevolgd door een serie cijfers die de verticale en horizontale positie aangeven van een punt.

De kaarthoekmeter

Om het coördinaatpunt te bepalen van een punt, leg je de rechterbovenhoek van de graden hoek van de kaartcoördinaatmeter (van de overeenkomstige schaal) op het midden van punt wat je wil berekenen. Je kunt dan bij de noord-zuidlijn links van het punt de afstand van het punt tot die lijn aflezen. Tevens kun je bij de oost-westlijn onder het punt de afstand van het punt tot die lijn aflezen. Bij schaal 1: 25.000 is 1 streepje op de kaartcoördinaatmeter gelijk aan 20 meter.

Opzoeken van kaartcoördinaten

Op de kaart zijn horizontale en verticale lijnen getrokken. Die lijnen liggen in werkelijkheid 1 km. uit elkaar, je krijgt dus vierkanten van 1 km. bij 1 km.

  1. Zoek het punt op (midden in het cirkeltje).
  2. Schrijf de getallen van het snijpunt links onder het punt op. Net als in de wiskunde doen wij ook gewoon eerst de x-as en dan pas de y-as. Hier wordt dat dus X685 Y5591. Dit is alleen nog véél te vaag. We willen het punt tot op een tiental meters nauwkeurig en niet op een kilometer nauwkeurig. We gaan dus kijken hoeveel we nog naar rechts moeten vanaf lijn 685. Hiervoor kun je gebruik maken van de kaarthoekmeter, is hierboven uitgelegd. Na meten blijkt dat we 76 naar rechts moeten, dit wil zeggen dat we in het echt 760 meter vanaf lijn 685 moeten. Nu moet je nog kijken hoeveel je naar boven moet. Na meten kom je uit op 75. Dit is dus 750 meter in het echt vanaf lijn 5591. Het coördinaat wordt nu dus:

31U 0685760

UTM 5591750