Volleybal

Bij de bovenhandse techniek is het belangrijk dat je onder de bal komt.

Op het plaatje is te zien dat de speler, als hij zijn handen niet zou gebruiken, de bal recht op de neus zou krijgen. Dit is een mooie hoek om ‘onder de bal te komen’. Zou hij de bal spelen achter hem zou de bal alleen maar hoog de lucht in gaan. Speel hij de bal ver voor hem gaat de bal alleen maar recht vooruit.
Je maakt met je vingers een driehoek of kommetje om de bal weg te spelen. Je veert een beetje in met je lichaam en veert tijdens het spelen zowel met je benen als je handen uit. Licht balcontact.

Bij de onderhandse techniek is het belangrijk dat je je armen gestrekt houdt en je onderarmen open. Je legt je vingers op elkaar en je duimen tegen elkaar aan. Je staat met je voorste voet gedraaid naar waar je de bal heen wilt spelen. Belangrijk voor deelnemers is te melden dat je de bal niet wegspeelt door met je armen de bal een beuk te geven. De arm-romp hoek blijft nagenoeg hetzelfde, je haalt de beweging uit je benen.

• Je gooit de bal voor je op, niet precies boven je hoofd. Heel belangrijk is dat je de bal in het midden raakt. Raak je hem aan de zijkant, gaat de bal zijwaarts.
• Een typische aanval bij volleybal is het ontvangen van de bal en doorspelen naar de medespeler (spelverdeler) bij het net. Die speelt een nette bal, een opzet, en de eerste speler maakt het af door de bal met bijvoorbeeld een smash over het net terug te spelen.

Je houdt de bal met een hand vast, met de andere speel je hem weg. Je raakt de bal met de onderkant van je arm. Je voorste voet is de kant op gericht waar je naartoe wilt spelen. Je gaat een beetje door je benen en gaat met je lichaam ‘mee met de bal’ tijdens het raken en wegspelen.